Verslag
De dag kende een wonderlijk verloop. Ik liep naar het beeldje van burgemeester Peer Verhagen op de Rijkswal, waar ik de deelnemers ging ophalen. Ik droeg mijn zwarte klompen met lieveheersbeestje, bloemetjes en hartjes. Ik had mijn lange zwarte jas aan met een sticker met de tekst ‘ssst…’. Ik liep met een staf van lindenhout, met eraan bungelende halve kokosnoten en had mijn hoed op, met zalmpjes, een scheepje en veren. Tegelijkertijd was in Woudrichem ‘Theaterhoppen’ bezig. De stoeten met mensen die me tegemoet liepen dachten vast dat ik ook een acteur was ofzo. Doordat er landelijk en provinciaal breed aandacht was gegeven aan de Dag van de Stilte op de website, in het AD-Rivierenland, de Dordtenaar, het Nieuwsblad Heusden en Altena en het Altenanieuws, op linkedin en op facebook, verwachtte ik veel toeloop. De Geinfimers uit de Meern die in opdracht van het stadsgidsengilde een promotiefimpje maken, hoopten mij te kunnen filmen met een schare belangstellenden. Ik ben immers ook stadsgids van Woudrichem. Er hadden zich slechts 4 mensen aangemeld. Gelukkig kwamen er spontaan nog 2 mensen bij. Om voldoende toehoorders te hebben voor de film, ronselden we bij het speeltuintje nog wat mensen erbij, om binnen het vestingstadje met ons mee te lopen. Zo begon de meditatie onverwacht met grote druk en hectiek. Pas toen we de waterpoort uitgelopen waren, bleven de 6 deelnemers aan de stiltemanifestatie over. Aanvankelijk liepen we in een fors tempo onder de stadswal door, richting uiterwaard. Op verzoek van een deelnemer besloot ik langzamer te gaan lopen. Ik bereidde hen onderweg voor, om met elke stap stiller te worden en te concentreren op wat er te beleven valt voor ogen, oren en gevoel. Ik bracht in bewustzijn, dat op dit moment op 150 plaatsen overal in Nederland, soortgelijke activiteiten worden gehouden. Ze doen dat op allerlei verschillende manieren. Maar we hebben allemaal met elkaar gemeen, dat we intensief de stilte beleven en daardoor allemaal met elkaar verbonden zijn. Ik droeg hen op, goed te onthouden wat ze waarnemen, zodat ze het later zouden kunnen vertellen. Over het rivierduintje langs de rivier lopend, passeerden we bij de 4e krib een draaipoortje. We bereikten de plaats waar we aan het werk zouden gaan. Een deelneemster kwam op het strand ten val. Van alle kanten werd haar hulp geboden. Gelukkig had ze zich niet zodanig bezeerd dat ze niet kon blijven deelnemen aan de activiteit. Ik liet halt houden op het strand en tekende met mijn staf een rechthoek, grenzend aan het water ter grootte van ongeveer 20 bij 20 meter. Ik plantte mijn staf in de grond, hing er mijn jas en sjaal aan op en zette mijn hoed erop. Ik stalde de gereedschappen uit buiten de lijn: Een grote en een kleine emmer, 3 verf-roerstokjes, een ijshoutje, een snoeischaar, een schepje en een harkje waar ook ‘ssst…’ op geschreven was. Ik deelde pompoenkoekjes uit en bood verse pompoensnippers aan. Sommigen hadden dit nooit eerder gegeten. Ik klingelde met mijn rechterhand mijn Tibetaanse bel, terwijl ik in mijn linkerhand een dorje hield om daarmee de harmonie uit te drukken tussen het vrouwelijke en het mannelijke aspect. Met het belgeluid maande ik hen tot stilte en liet hen 1 voor 1 luisteren naar het wegstervende geluid van de bel. Vanaf dat moment mocht er geen word meer gesproken worden. Ik maakte een foto van het maagdelijk stuk strand. Vanaf dat moment waren wij met ons zevenen ruim een uur actief met het samen tot stand brengen van een geheel van samenhangende werkstukken die gezamenlijk stilte, harmonie en vrede uitdrukt. Er werd druk gewerkt op allerlei plaatsen binnen de omkadering. Er werd gewerkt met zand, basaltblokken, water, twijgen, schelpen, een veertje, prikkeldraad, drijfhout, kroonkurken, plastic en ander zwerfvuil. Er werden letters gevormd, banen uitgezet, een bosje aangeplant en verbrand hout benut. Ik kon waarnemen dat alle vier de elementen water, aarde, lucht en vuur benut werden. Grenzen werden geaccentueerd en weer verzacht en versierd. Toen ruim de helft van de deelnemers in de rusthouding kwamen checkten we af, of het werkstuik gereed was. Een persoon kwam nog aanrenen om van buitenaf een prachtige steen toe te voegen aan het geheel. Ik liet weer een belsignaal horen ten teken dat het werkstuk afgerond was en er weer gesproken mocht worden. Er was een boeiend geheel ontstaan dat niet eens in 1 keer op de foto gezet kon worden. Het was ook te groot om er omheen te gaan staan om te kunnen evalueren. We besloten om delen ervan te fotograferen en de terugtocht te aanvaarden, waarna we bij schering en inslag bij elkaar af te checken hoe iedereen het beleefd had. Een deelnemer ging eerst zijn brommer ophalen, maar kwam na een dwaaltocht pas aan, nadat 3 deelnemers alweer weg waren gegaan. De bespreking onthulde, dat sommige mensen het moeilijk vonden om stil te moeten zijn gedurende zo’n lange tijd. Sommigen vonden het moeilijk om actief te worden en begonnen heel aarzelend met iets vorm te geven. De meesten kregen heel snel, en anderen gedurende de activiteit het gevoel dat ‘alles mocht’ en dat ‘niets verkeerd was’. Dat gaf een rustig en weldadig gevoel. Een deelnemer waakte ervoor dat haar gedeelte niet aangetast zou raken. Toen zij merkte dat haar werkstuk met water geaccentueerd werd en totaal niet aangetast, gaf haar dat een goed gevoel. Dat water bleek een reinigende, verbindende, zegenende en bekrachtigende invloed te hebben op het geheel. Op deze manier ontstonden er op den duur verbindingen tussen de individuele stukjes, zodat alles een eenheid in verscheidenheid werd. Met een voldaan gevoel werd afscheid van elkaar genomen.